FCUpdate
·18 November 2024
In partnership with
Yahoo sportsFCUpdate
·18 November 2024
Willem Vissers is niet onder de indruk van de kritiek die Wout Weghorst over zich heen heeft gekregen naar aanleiding van zijn manier van juichen na zijn benutte strafschop voor het Nederlands elftal tegen Hongarije. De verslaggever van de Volkskrant richt zich onder meer op Wierd Duk, die zich aansloot bij de kritiek op de spits van Ajax en het Nederlands elftal.
Het duel tussen Nederland en Hongarije was nog geen tien minuten onderweg toen de scheidsrechter zich vanwege een medisch noodgeval voor de reservebank van de Hongaren genoodzaakt zag om de wedstrijd met onmiddellijke ingang stil te leggen. Nadat Ádám Szalai, assistent-trainer, was behandeld en per brancard naar binnen was gebracht, werd de wedstrijd hervat en mocht Oranje vrijwel meteen een strafschop nemen na een handsbal van een Hongaar. Weghorst ging achter de bal staan, schoot raak en besloot opvallend uitbundig te juichen. Dat schoot bij velen in het verkeerde keelgat.
Van der Vaart en Van Hooijdonk uitten dus kritiek op Weghorst. “Vanwege zijn in hun ogen te uitbundige juichen na de benutte strafschop tegen Hongarije, minuten nadat assistent-trainer Szalai per brancard was weggedragen. Szalai was onwel geworden, met akelige beelden tot gevolg”, zo vervolgt Vissers. Hij laat in het midden of hij zich kan vinden in de kritiek van de voormalig Oranje-internationals. Wel laat Vissers duidelijk merken dat hij niet onder de indruk is van wat Duk schreef over Weghorst. “Stoer, gedrag van een voetballer debiel noemen”, zo leest het. Volgens Vissers valt er ‘best iets aan te merken’ op Weghorst. “Maar als Wout was geweest zoals de meeste Nederlanders, door mee te drijven met de stroom, had nooit iemand van Wout Weghorst gehoord. Dan was hij vermoedelijk zo’n amateurvoetballer geweest met een scherpe mening over internationals.”
Volgens Vissers was de kwestie met de strafschop en het juichen van Weghorst ‘symbolisch’ voor het verschil tussen het ‘groeiende leger stuurlui dat de sport consumeert en de sporter zelf’. “De buitenwereld weet alles al, zonder iets te doen. Heerlijk is dat. Weten hoe de sporter in het heetst van de strijd zich dient te gedragen, en als dat niet precies gebeurt zoals de buitenstaander wenst of eist, grijpt de consument de gelegenheid aan om al dan niet met een pils binnen handbereik en de telefoon in de aanslag de Wierd uit te hangen.”